Filosoferen over de dood

Rhafi (12) wil graag filosoferen over de dood. "Waar ga je heen als je dood gaat?" is zijn vraag. Iedereen van de 8 jongens in de naschoolse filosofieles krijgt de kans om te zeggen waar hij graag over zou willen filosoferen. We besluiten in te gaan op Rhafi's onderwerp.
Ga je naar de hemel? Waar is de hemel? Hoe weet je zeker of er een hemel is? Bestaat er dan wel een ziel? Hoe weet je dat zeker? Hoezo is het er zo fijn, in die hemel? Is het 'erg' om dood te gaan?

De jongens kunnen er goed over praten. Er is geen bewijs, vinden ze. Ook al vertelt hun geloof ze dat er een ziel is die naar de hemel ofwel de hel gaat, ze weten dat er geen keihard bewijs is. Daarom heet het ook 'geloof'.

Na de les vraag ik Rhafi of hij er veel mee bezig is, met de dood. Hij zegt van wel, af en toe. Is er iemand overleden? Nee, gewoon. Ja, iedereen gaat nou eenmaal dood. En het is een gekke gedachte, om dood te gaan, vindt hij. Want je kunt het helemaal niet zeker weten. En het is wel eng, geeft hij toe, met een glimlachje. Ja, bevestig ik. Het is wel eng.
Ik vertel hem dat ik het vroeger vooral ook heel eng vond, maar dat ik er juist veel over ben gaan nadenken, en dat het toen wat minder eng werd. Maar dat ik het ook niet weet, wat er gebeurt als je dood bent. Maar dat het enige dat we zeker weten is, dat we NU wel leven. Dus dat we er maar beter veel van kunnen genieten, is mijn suggestie. Rhafi lacht, een beetje opgelucht lijkt het wel.

Ieder kind komt erachter dat ook hij een keer doodgaat. Een grote schok, voor sommigen. Tijdens gym, rekenen of taal, is er geen plaats voor mijmeringen over de dood. Maar in de filosofieles kreeg Rhafi wel wat troost. Niet tegen de dood zelf natuurlijk. Maar wel het idee dat we allemaal vroeger of later met dezelfde dood te maken krijgen, en dat we niet alleen voor dat mysterieuze vraagstuk staan.