Voorbeeldles 3: Homoseksualiteit

Achtergrond:
In deze leeftijdsgroep 11-12 is groepsvorming belangrijk en ook speelt uitsluiting een rol. Het gebruik van ‘homo’ als scheldwoord geeft aan dat kinderen (nog) geen begrip hebben voor het fenomeen homoseksualiteit. Kinderen leren vaak het scheldwoord ‘homo’ voordat ze weten wat het begrip inhoudt.
Maar zelfs als ze wel leren wat homoseksualiteit inhoudt, dan nog, wellicht parallel aan de volwassen meningen over homo, staan ze vaak afwijzend tegenover het fenomeen. Het is anders en dus gek.

De afwijzende houding ten opzichte van homofilie wordt vaak ingegeven door religieuze achtergronden. Hoe orthodoxer, hoe afwijzender. En dan maakt het niet veel uit om welke godsdienst het gaat. Islam, Jodendom en Christendom hebben hierover een vergelijkbaar standpunt. Liberalere gelovigen sluiten zich aan bij de politiek correctere mening dat homofilie een heel normaal verschijnsel is.

Ook culturele achtergronden (dus los van religie) kunnen bepalend zijn in de houding ten opzichte van homo’s. Opvallend genoeg werd bij de oude Grieken de liefde tussen mannen juist als ideaal bejubeld. Hierover lees je meer in het algemene stuk over liefde, in de inleiding bij deze map. 

Tegenwoordig bestaat er in onze samenleving een debat over de vraag of homofilie genetisch is bepaald. ‘Is het aangeboren of aangeleerd?’ is dan de vraag. Hoe het ook zij, genetisch of aangeleerd, voor elke homo en lesbie is het een worsteling om uit de kast te komen, als ze dat überhaupt al durven. Dit is een sterk argument dat het onwaarschijnlijk is dat het je eigen keuze zou zijn voor deze niet geringe hoeveelheid moeilijkheden, die je dan te wachten staat.

Vooral bij dit onderwerp, dat maatschappelijk iets zwaarder beladen is, vinden wij een open en niet veroordelende houding van groot belang. Dit betekent niet dat je per se tolerantie moet prediken, als docent. Ook tolerantie verkondigen is geen open houding.

Dit gesprek zal op verschillende scholen in Nederland verschillende kanten uitgaan. Uiteraard mogen (bijvoorbeeld orthodoxe) kinderen eerlijk voor hun anti-homo mening uitkomen. Wel zullen zij onderzoek moeten verrichten naar de argumenten achter hun mening.
Aan de andere kant moet op religieuze scholen of bij docenten die zelf afwijzend tegenover homofilie staan er ook ruimte zijn voor vrijzinnige uitlatingen. Hier geldt hetzelfde: een openheid in het filosofische onderzoek.

Het streven in deze les is het naar boven halen van de nuance in de soms emotionele meningen.


De les:


Je kunt dit lied laten horen en eventueel de tekst laten meelezen:






Vragen voor het filosofische gesprek:

  • Is het gek als je op hetzelfde geslacht valt? 
  • Vind je dat homo’s met elkaar zouden moeten kunnen trouwen? 
  • En kinderen krijgen? 



In groepjes, bespreek de volgende vragen in tweetallen.

  1. Vind je het erg als je beste vriend/vriendin homo/lesbie blijkt te zijn? 
  2. Of je zus/broer? 
  3. Hoe zou je reageren? 
  4. Als je het nou niet leuk vindt om zelf homo te zijn, kun je er dan iets aan doen, denk je? 



















In dit filmpje is een meisje in gesprek met een homo-paar over homo-zijn:






· Denk je dat homofilie is aangeboren? (Of aangeleerd?)

· Kun je op allebei de geslachten vallen?



Deze les is te vinden in de lesmethode Kinderen en... Liefde, relaties en seksualiteit (methode: filosoferen met kinderen) te bestellen bij uitgeverij Kwintessens. Hierin vind je eerst een uitgebreide handleiding voor hoe je dat doet, dat filosoferen met kinderen. Vervolgens zijn er voor 4 leeftijdsgroepen (groep1-2-, groep 3-4, groep 5-6 en groep 7-8) lessen uitgewerkt die een docent in de klas kan doen. Een les bestaat uit inspirerend materiaal, vragen voor het filosofische gesprek en soms een oefening of spel.