Wat is er 'mis' met academische filosofie?

Natuurlijk is het niet echt heel erg 'mis'. Ik heb met veel plezier filosofie gestudeerd aan de UvA, een prachtige studie, leuke docenten en een te gekke ervaring. In die periode leerde ik ook filosoferen. Dat wil zeggen: zelf nadenken over filosofische vragen. Maar dit gebeurde vooral met mijn vrienden tijdens het avondeten en de uurtjes daarna met een glaasje wijn, niet zozeer in de colleges die we kregen. Deze waren gericht op het begrijpen van de werken van vooraanstaande filosofen. Dit gaf een kader, een voorbeeld, de schouders waarop we ooit konden gaan klimmen. Dit gaf begrip van de geschiedenis der denkers, het ontstaan en de ontwikkeling van tijdsgeesten tot en met de huidige.

Maar bij het doceren van filosofie als zodanig, de canon der filosofische literatuur, ben je in feite bezig met de overdracht van literatuurgeschiedenis. Hiermee leid je iemand op tot een literatuurkenner, niet tot filosoof. Je bent namelijk niet bezig met het aanleren van het filosoferen zelf. Dit laatste doe je door simpelweg een filosofische vraag te stellen en hier samen over na te denken. Zo scherpt een leerling zijn/haar denken, ontwikkelen de aangeboren(?) logische vaardigheden zich en ontwaakt een palet aan waarden en overtuigingen waarin de leerling zelf gelooft.

Alleen zo kun je de leerling als autonoom denkend wezen in zijn kracht zetten. Weliswaar kan er op de academie ook wel een voorbeeld behandeld worden. 'Kijk, zo dacht Kant erover.' Maar wil je filosofen kweken, zélfdenkende schepsels klaarstomen voor de arbeidsmarkt, dan is hiervoor een veel directere route: zelf laten filosoferen. Net als met kinderen, scholieren. Ook studenten op de universiteit. En hier zou, náást uiteraard de behandeling van de filosofische literatuur-canon, veel meer nadruk op moeten liggen.

Daarbij is het met filosofische teksten zo dat je het pas echt begrijpt als je er zogenaamd klaar voor bent. Dit klinkt raar, maar ik hoor mensen vaak zeggen dat ze dezelfde filosoof in verschillende periodes van hun leven hebben gelezen en iedere keer weer iets anders uithalen en bovendien de indruk hebben dat ze een steeds dieper begrip krijgen. Zo kan iemand die geen moeder is zich waarschijnlijk niet precies indenken hoe het is om een moeder te zijn. Zo vallen de filosofische inzichten die filosofen in hun boekwerken uit de doeken doen pas in vruchtbare aarde als er voldoende wijsheid aanwezig is om dit inzicht ook op te roepen of aan te raken bij de lezer. Zo kan een student dus pas een Aha-erlebnis hebben als hij het op een bepaalde manier her-kent en daarmee dus op een dieper niveau begrijpt dan alleen tekstueel te weten wat er staat.
De vraag is of je dit soort Aha-erlebnissen bij 18-jarigen wel kunt oproepen. In het beste geval hebben de studenten deze continu, in het slechtste geval nooit. Ikzelf dacht na afloop van mijn studie, op mijn 23e, zo groen als gras: 'Zo, ik zou nu opnieuw filosofie moeten gaan studeren, misschien zou ik het nu beter snappen.'
Maar hoe creëer je die vruchtbare bodem voor die inzichten? Hoe maak je iemand filosofisch volwassener? Hoe voed je wijsheid? Hoe stoom je ze gaar voor Aha-erlebnissen?

Door ze heel veel dikke boeken te laten bestuderen? Of door ze gesprekken te laten voeren over de filosofische vraagstukken zelf?
Mijn voorkeur moge duidelijk zijn. Allebei. En vooral het tweede niet vergeten.

Sabine Wassenberg
www.wonderwhy.nl