Filosoferen met kinderen,
Spelen met woorden.
Sabine
Wassenberg & Maaike Merckens
"De filosofie is een
kruistocht tegen de begoocheling waarmee de taal
ons denken in haar ban
houdt."
( Ludwig Wittgenstein,
Oostenrijks - Engels filosoof 1889-1951)
Zo?
‘Waar komt taal eigenlijk vandaan, juf?’ vraagt
Jasmijn. ‘We zijn hier om taal te leren, niet om ons af te vragen waar het
vandaan komt,’ antwoordt juf Marije. Beteuterd fronst Jasmijn haar wenkbrauwen.
Juf Marije wist zich geen raad met deze vraag. Er
was ook geen tijd voor. Veel te druk met rekenen. Een paar kinderen hadden nog
steeds moeite met de tafel van zeven. En deze kinderen hadden de aandacht
nodig.
Of zo?
‘Waar komt taal eigenlijk vandaan, juf?’ vraagt
Jasmijn. ‘Dat is een interessante vraag, Jasmijn. Wat denken jullie zelf? Waar
komt taal eigenlijk vandaan?’ antwoordt juf Marije.
De kinderen zijn verbaasd en denken diep na. Faisal steekt zijn vinger op en zegt: ‘Taal is er eigenlijk altijd al, maar als baby weet je alleen nog niet welke taal je moet gaan spreken. En dan leer je een taal. Nederlands. Turks. Engels. Chinees. Of een andere taal.’
‘Mmm, boeiend, jij denkt dat taal eigenlijk al eerder bestond dan dat je het kon spreken. Hoe denkt de rest daarover?’ vraagt de juf.
De kinderen zijn verbaasd en denken diep na. Faisal steekt zijn vinger op en zegt: ‘Taal is er eigenlijk altijd al, maar als baby weet je alleen nog niet welke taal je moet gaan spreken. En dan leer je een taal. Nederlands. Turks. Engels. Chinees. Of een andere taal.’
‘Mmm, boeiend, jij denkt dat taal eigenlijk al eerder bestond dan dat je het kon spreken. Hoe denkt de rest daarover?’ vraagt de juf.
Aisha, die haar vinger al op had gestoken, zegt iets
heel anders: ‘Nou, mensen hebben taal bedacht. Eigenlijk, als er geen mensen
waren, was er ook geen taal.’
‘Ah, dat is bijzonder,’ zegt juf, ‘jullie zeggen precies het tegenovergestelde. En ik weet niet wie er gelijk heeft. Wat denken jullie er verder over?’
Het blijft even stil. Juf stelt nog een vraag die het gesprek verder kan helpen: ‘Jullie leren allemaal grammatica, hè? Regels voor de taal. Hoe weet een baby’tje hoe de regels werken, als het leert praten?’
‘Nou, een baby doet gewoon zijn ouders na,’ zegt Wessel. ‘Hij hoeft ze alleen maar na te apen. En dan weet hij het.’
‘Oké,’ zegt juf Marije, ‘en stel nou dat een baby opgroeit zonder dat er iemand tegen hem praat. Wat gebeurt er dan? Leert de baby dan nooit taal?’
‘Ah, dat is bijzonder,’ zegt juf, ‘jullie zeggen precies het tegenovergestelde. En ik weet niet wie er gelijk heeft. Wat denken jullie er verder over?’
Het blijft even stil. Juf stelt nog een vraag die het gesprek verder kan helpen: ‘Jullie leren allemaal grammatica, hè? Regels voor de taal. Hoe weet een baby’tje hoe de regels werken, als het leert praten?’
‘Nou, een baby doet gewoon zijn ouders na,’ zegt Wessel. ‘Hij hoeft ze alleen maar na te apen. En dan weet hij het.’
‘Oké,’ zegt juf Marije, ‘en stel nou dat een baby opgroeit zonder dat er iemand tegen hem praat. Wat gebeurt er dan? Leert de baby dan nooit taal?’
In dit laatste voorbeeld gaf juf Marije de
filosofische vraag wél de ruimte en beantwoordde die met een uitnodiging om
eens lekker diep na te denken. Ze merkte dat filosoferen met kinderen
verfrissend kan zijn, voor zowel de leraar als de leerlingen. Het leert
kinderen om door te denken, vérder dan de vanzelfsprekende feiten en
verschillende meningen. Door te filosoferen leren kinderen dat op niet alle
vragen een kant-en-klaar antwoord bestaat.
Aldus gaat de inleiding van een module filosoferen
met kinderen in het handboek Leraren en…. Competenties.[1]
Het is een mooi voorbeeld hoe het gebruik van een veel voorkomend woord als
taal tot verwarring kan leiden. Bij het
filosoferen met kinderen gaat het precies hierom. Woorden kunnen verhullen,
kunnen het zicht op de werkelijkheid vertroebelen of juist versimpelen. Woorden
kunnen tot misverstanden leiden en zelfs tot onverdraagzaamheid. Wij gaan met
de kinderen op onderzoek uit. Woorden als taal, respect, ziel of theorie. Wat
betekenen ze eigenlijk, waar verwijzen ze naar? Betekenen woorden voor iedereen
hetzelfde? Vriendschap, waarheid, geloven, ziel, autonomie,
verantwoordelijkheid, vrije wil, rechtvaardigheid, het goede… Bij het
filosoferen met kinderen gaan we als een kunstenaar te werk, proberen we de
grenzen van een woord te zoeken en te verkennen, gaan we op zoek naar het
nieuwe en het nog niet uitgesprokene. Dat is een talige aangelegenheid die door
iedereen met een open en onderzoekende geest onderzocht kan worden.
Het ongrijpbaar
filosofische
Als we uitgenodigd worden door een basisschool om
filosofielessen te komen geven, hebben de docenten bijna altijd een positief
gevoel bij filosofie, terwijl sommige geen idee hebben wat ze ervan moeten
verwachten. Wij leggen desgevraagd uit dat filosoferen
rationeel is en dat op een systematische manier nagedacht wordt over vragen
waarop geen eenduidig antwoord bestaat. Filosoferen is het onderzoeken van
aannames, dúrven doorvragen en de intellectuele moed opbrengen om eigen
standpunten zo nodig te herzien. Tegen de leerlingen zeggen we: “Filosoferen is
nadenken over vragen waar geen antwoord op is. Geen antwoord zoals de andere
vakken op school die wel hebben. Bij filosoferen is er geen antwoordenboekje,
want het gaat niet over feiten, maar over meningen. Dus jullie mogen allemaal
je eigen mening geven. Maar je kunt er wel vanuit gaan dat we kunnen vragen
waarom vind je dat?“
Filosofielessen kunnen over de meest uiteenlopende
onderwerpen gaan, maar in de praktijk is er veel vraag naar maatschappelijke
thema’s als respect, cultuur, gelijkheid en geloof. Hoe maatschappelijk ook, in
de filosofieles blijven we dicht bij de belevingswereld van de kinderen. Om
vast in de goede sfeer te komen beginnen we met een (meestal satirisch)
filmpje. Dan beginnen we met de filosofische vragen.”Zijn we allemaal gelijk?”,
“Heeft iedereen recht op respect?”, “Kunnen we zonder regels leven?” of “Is het
eerlijk dat een profvoetballer zoveel geld verdient?”.
Meestal beginnen de kinderen direct een antwoord te formuleren waarmee de vraag in hun ogen is opgelost. “Ja, we zijn allemaal gelijk, dat weet toch iedereen!” Hierna is het zaak om de vraag samen te onderzoeken: “Waarom is dat zo? Is iedereen het ermee eens? Zijn er uitzonderingen? Wat betekent dat precies?” Op deze manier begeleiden we het gesprek in een poging er dieper op in te gaan. Door het filosofisch te maken.
Meestal beginnen de kinderen direct een antwoord te formuleren waarmee de vraag in hun ogen is opgelost. “Ja, we zijn allemaal gelijk, dat weet toch iedereen!” Hierna is het zaak om de vraag samen te onderzoeken: “Waarom is dat zo? Is iedereen het ermee eens? Zijn er uitzonderingen? Wat betekent dat precies?” Op deze manier begeleiden we het gesprek in een poging er dieper op in te gaan. Door het filosofisch te maken.
Wat ons daarbij vaak frappeert is dat het
filosofische van het gesprek meestal ongrijpbaar is. Het is een gevoeligheid
voor de ambiguïteit van woorden die een bepaalde situatie beschrijven en
waaraan tegelijkertijd een oordeel kleeft, waarbij “de waarheid” in het spel
is. Daar loopt de spanning in het gesprek en in het onderwerp op. Het is meer
dan alleen maar een uitspraak, Het is loskomen van de uitspraak en zonder
houvast dolen in de ruimte die ontstaat in het gezamenlijke denkproces, als
gevolg van de vragen die we stellen.
Het gaat dan vaak om de betekenis van een begrip.
Er blijken verschillende meningen over de betekenis te bestaan. Ook kunnen de
morele oordelen over het thema uiteenlopen. We zoeken dan naar de redenen van
het meningsverschil.
Terwijl leerlingen aanvankelijk precies wisten wat
ze ervan van vonden, is na enige tijd hun geclaimde waarheid niet meer
vanzelfsprekend. Er is namelijk niet voor niets een meningsverschil. De waarden
achter hun argumenten staan ter discussie. Dit klinkt eenvoudig maar dat is het
niet. Mag je de kinderen wel op waarden laten reflecteren met het risico dat ze
onzeker over die waarde worden? Waarden die ze van thuis of de kerk of moskee
hebben meegekregen? Ouders en leerkrachten stellen dit soort kritisch denken
soms niet op prijs. En toch blijven we de woorden onderzoeken die gebruikt
worden om de waarden uit te drukken. Als een filosofische bezigheid, om
kinderen te laten nadenken over de contingentie van het leven, de
veelvormigheid en de ambiguïteit. Om kinderen een stem te geven. Om hun
zelfdenkzaamheid te vergroten en ze zelf te laten bepalen in welke waarden zij
geloven. Dat is voor ieder kind een persoonlijke keuze, waar geen antwoordenboekje
voor is.
Zoals een leerling het een keer heel poëtisch
omschreef: ‘Filosofie is nadenken over een vraag. Dan kun je heel veel
zijweggetjes nemen, maar uiteindelijk kom je uit bij een zwart gat.’
Het
verfrissende van kinderen
Filosoferen met kinderen is op een aantal punten
een totaal andere aangelegenheid dan filosoferen met volwassenen. Kinderen
zijn, en dat is natuurlijk een cliché, ontzettend nieuwsgierig en vaak ook
ongeremd. Omdat zij nog geen weet hebben van sociale conventies of
omgangsvormen, reageren ze enthousiast en direct op de open vragen. Dat heeft
als nadeel dat soms de hardste schreeuwer het meest aan het woord is en dat
hoeft niet noodzakelijkerwijs de meest filosofisch ingestelde leerling te zijn.
Maar het grote voordeel is dat ze vaak nog niet gehinderd worden door allerlei
theorieën die zich al vast in hun hoofd genesteld hebben. Hun geest staat nog
wagenwijd open. Ze doen niet overdreven ingewikkeld, verschuilen zich niet
achter dure woorden of citaten van anderen. Overigens komen ze in een discussie
met ruwweg dezelfde argumenten als volwassenen. Alleen het taalgebruik is
anders. Daarbij zijn ze vaak, na lang nadenken, bereid om terug te komen op een
eerder geuite mening, zonder enige gène.
Absurde voorbeelden en gedachte-experimenten spelen
binnen de filosofie een rol. Het onvoorstelbare denken is een typisch
filosofische bezigheid. Met kinderen, die het verschil tussen feit en fictie
nog niet zo helder voor de geest hebben, is dit een peuleschil. Fantasie staat
nog heel dicht bij ze om betekenis te kunnen geven aan de wereld om hen heen.
De kunst is om dit niet dood te slaan. Hier ligt tegelijkertijd een uitdaging
bij het filosoferen met kinderen: onbegrensde fantasie kan ook tot onzin
leiden.
In hun enthousiasme en onwetendheid, zijn ze soms geneigd om de een na de andere anekdote uit te wisselen (“Ik heb een zwerver gezien bij de Albert Heyn.”, “Ik heb ook een zwerver gezien, met een blikje bier”), waardoor het filosofisch gehalte van het gesprek ver te zoeken is. Ook dat is zoeken naar een balans door op het juiste moment een anekdote eruit te pikken en die dan fundamenteler te onderzoeken.(“Wat vind je ervan dat iemand op straat leeft? Is dat erg?”)
In hun enthousiasme en onwetendheid, zijn ze soms geneigd om de een na de andere anekdote uit te wisselen (“Ik heb een zwerver gezien bij de Albert Heyn.”, “Ik heb ook een zwerver gezien, met een blikje bier”), waardoor het filosofisch gehalte van het gesprek ver te zoeken is. Ook dat is zoeken naar een balans door op het juiste moment een anekdote eruit te pikken en die dan fundamenteler te onderzoeken.(“Wat vind je ervan dat iemand op straat leeft? Is dat erg?”)
Zelfs
rotsvaste overtuigingen ter discussie stellen door te hypothetiseren
In het woordenboek wordt ‘overtuiging’ ook
wel omschreven als sterke mening of geloof. Bij het filosoferen houden we
steeds het verschil tussen een feit, een mening en een overtuiging goed in ons
achterhoofd. Stel de discussie in de klas gaat over het fenomeen uithuwelijken.
Of bijvoorbeeld Peter uitgehuwelijkt is, dat kun je feitelijk vaststellen door
ernaar te vragen. Peter is inderdaad door zijn ouders aan Anita uitgehuwelijkt
en hij vindt dat heel fijn. Hij is namelijk van mening dat in zaken van liefde
zijn ouders beter zicht hebben dan hijzelf op de vraag welke partner hem
gelukkig zou kunnen maken. Hij gaat daar zelfs zover in dat hij zich niet kan
voorstellen dat het zelf uitkiezen van een partner tot een beter huwelijk zou
kunnen leiden. Zijn mening dat uithuwelijken goed kan zijn, is nu veranderd in
een echte overtuiging. In een soort anker waaraan hij zijn eigen identiteit
ophangt.
Een dergelijk heel sterke mening zal
iemand niet snel prijsgeven omdat dat vaak raakt aan de wortel van iemands
persoonlijkheid. Wanneer we toch kritisch willen nadenken over dergelijke
overtuigingen, is het goed om te bedenken dat het heftige emoties kan oproepen.
Het gesprek kan namelijk tot gevolg hebben dat iemand zijn eigen overtuiging
moet relativeren. Beter is het dan om een hypothetische discussie over zo’n
emotionele kwestie te voeren. Bijvoorbeeld: ‘Stel dat je in een land woont waar
men uithuwelijking wil verbieden, hoe zou je dat vinden? Welke argumenten zou
je aanvoeren voor uithuwelijking en welke argumenten zou een tegenstander van
uithuwelijking kunnen aanvoeren?’ Hiermee haal je de persoonlijke angel eruit,
en daarmee vaak de daaraan verbonden sterke gevoelens. En je laat hem toch over
een begrip als uithuwelijking nadenken, waardoor hij wellicht ook begrip krijgt
voor de tegenargumenten - die hij zelf verzonnen heeft!
Socratische
houding
Maar het is niet de bedoeling om een kind
van zijn overtuigingen of meningen af te helpen. In principe heeft ieder kind
het recht om te vinden wat hij vindt. Als hij voor uithuwelijking is, mag dat.
Als hij vindt dat homoseksualiteit tegen de natuur ingaat, mag dat. Als hij
Geert Wilders haat, mag dat. Alleen als iets tegen de wet ingaat, zullen we dat
melden. En ook als er tijdens de discussie onaardig tegen elkaar gedaan wordt ,
grijpen we in. Maar meningen mogen verschillen.
Wij stimuleren kinderen alles te zeggen wat ze
denken. Als ze iets shockerends of geks zeggen, is het onze taak daar niet
emotioneel maar zo neutraal mogelijk op te reageren. Stel een kind zegt: “Als
mijn kind homo is, zou ik het laten inslapen.” Op dat moment heeft het weinig
zin om te zeggen: “Foei wat een foute mening”, want daarmee leert het kind
vooral dat hij soms sommige meningen beter voor zich kan houden. Beter is het
om hem de kans te geven zijn mening te toetsen en fundamenteel te onderzoeken
wat homoseksualiteit betekent, en of iemand zelf de keuze heeft om homo te
worden. Grote kans dat de leerling dan op zijn mening reflecteert en die
wellicht verandert of nuanceert.
We hebben als filosofiedocenten wel een persoonlijke mening, maar houden die voor ons. We stellen ons niet boven de leerling, alsof wij het goede antwoord weten. Wij gaan niet de politiek correcte mening opdringen. Juist niet!
Juist door leerlingen het recht en de
ruimte voor hun eigen mening en zoektocht te geven, ontstaat de mogelijkheid
voor een eerlijk en open gesprek. Kinderen corrigeren elkaar graag. Wij stellen
ons als gespreksleider niet moralistisch op en we kunnen altijd vragen: “Wie is
het hier niet mee eens?”
De praktijk van het filosoferen met
kinderen
Terwijl in het
onderwijs de nadruk vaak ligt op informatie-overdracht, wordt bij het
filosoferen de zelfdenkzaamheid gevoed. Wat kinderen door te filosoferen kunnen
leren, zetten wij op een rij:
- Helder
verwoorden wat je precies bedoelt. Nauwkeurig zijn. De betekenis van
woorden afbakenen. ‘Respect betekent... maar niet...’
- Kritisch
leren denken:
- Door
aannamen te onderzoeken: Wat zit er precies áchter de mening van een
kind? Achter de mening ‘Je kunt niet verliefd worden op je teddybeer’ zit
een aanname. Bijvoorbeeld: ‘Een teddybeer kan niet denken of voelen. En
daarom kan hij niet verliefd worden op jou. Dus is die liefde nooit
wederzijds.’ Pluis de gedachtegang uit die er achter de meningen zit, om
scherper te leren denken.
- Logische
redeneringen onderzoeken. Het één moet logisch volgen uit het ander. Een
stelling heeft een argument nodig. En dat argument moet dus logischerwijs
de stelling kunnen onderbouwen.
Kinderen halen vaak exemplarische voorbeelden aan als argument. ‘Mijn moeder werkt’, en dus: ‘moeders werken.’ Bedoelt het kind dan ‘alle moeders werken’ (klopt niet) of ‘sommige moeders werken’ (klopt wel)? - Kritisch
zijn op de eigen uitspraken en die van anderen. Klopt het wel? Is er
misschien een uitzondering? Is er niet een voorbeeld te verzinnen, ook al
is het zeldzaam of absurd, waardoor mijn mening eigenlijk niet waar is?
Hoe moeten we het formuleren om het wel helemaal en altijd te doen
kloppen?
- Leren
antwoord geven op de vraag die is gesteld. Kinderen zijn geneigd om een
verhaal te gaan vertellen als antwoord op een vraag. ‘Is bedelen ook
werken?’ is de vraag, en kinderen komen met de meest fantastische
anekdotes over zwervers en bedelaars, maar geven geen antwoord op de
vraag.
- Goed
naar elkaar luisteren.
- Tolerant
zijn ten aanzien van verschillende meningen.
- Leren
dat een mening niet hetzelfde is als een waarheid.
- Fantasie
gebruiken, maar met een doel: kritisch en vrij leren denken.
- Leren
gebruik te maken van de vrijheid die ieder mens heeft om te denken wat ze
wil.
- Leren
om te gaan met vrijheid en ook vrijheid zelf te ervaren.
- Leren
discussiëren met het doel het denken te scherpen.
- Leren
omgaan met tegenwerpingen, niet door boos te worden maar door begrip te
tonen.
Inspiratie
Met de kinderen met wie we filosoferen,
zijn we samen op zoek naar een beetje wijsheid. Want dat is wat filo-sofie
letterlijk betekent: verlangen naar wijsheid. En in die zoektocht, het
onderzoek, komen wij er zelf niet zelden
achter dat het probleem van ieder filosofisch dilemma ook zit besloten
in de taal die we gebruiken. Het probleem begint al bij de filosofische vraag
en het gesprek is een poging om te definiëren wat nu precies de vraag is. Want:
wat betekenen die woorden dan precies? Wat is de definitie van de woorden, waar
hebben we het over en waar hebben we het niet over?
We zoeken naar grenzen, naar
uitzonderingen en naar regels. En daarmee stuiten we precies op het mankement
van onze taal. Woorden zijn bedoeld om iets te fixeren, wat in de natuurlijke wereld
in feite onmogelijk is.
Woorden zijn menselijke constructen, die
in tegenstelling tot wiskundige cijfers, verwijzen naar dingen met vage
grenzen.
De woorden vriendschap, respect, goed en
moeten bestaan niet in de natuur, maar zijn onze eigen menselijke verzinsels.
Door met kinderen gesprekken te voeren,
zien wij keer op keer de intellectuele conflicten in een pure, simpele vorm
ontstaan. En we zien de aard van de conflicten: ze zijn ontstaan door de
Tantaluskwelling van de taal: ze zullen nooit de werkelijkheid precies kunnen
fixeren.
De leerlingen merken niets van dit inzicht
in het hoofd van de gespreksleider. Zij zijn druk bezig zich door het
filosofische conflict een weg te banen. Misschien, ooit op een dag, zien zij de
samenhang tussen alle filosofische knelpunten. Maar voor hen is het worstelen
met een filosofisch dilemma al leerzaam en voor ons biedt het inspiratie,
iedere keer weer, om de filosofie in haar puurste vorm mee te maken.
Over de auteurs
Maaike Merckens Bekkers is juriste en
filosofe en heeft samen met Sabine Wassenberg, filosofe, WonderWhy opgericht,
een onderneming die zich voornamelijk bezighoudt met Filosoferen met Kinderen
en Jongeren. Zij werken nu al een aantal jaar op basis –en middelbare scholen
in met name de Randstad. Email: info@wonderwhy.nl
en website: http://www.wonderwhy.nl.